top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverGerda Hagenauw

Inspirerend interview met Manu Keirse over de dood; rouw gaat over liefde

Bijgewerkt op: 24 sep. 2019

Was hij minister van Onderwijs, dan zou hij de dood op het lesprogramma zetten – al vanaf de kleuterschool. Psycholoog en rouwexpert Manu Keirse wil ons weer leren omgaan met verlies en sterven. ‘Angst voor de dood is niks anders dan aangeleerd gedrag.’

Zijn hele leven heeft hij eraan gewijd, zegt hij, aan het anderen helpen omgaan met verlies. Toen hij ruim twintig jaar geleden besloot zijn kennis en ervaring als rouwexpert op te schrijven in het boek Helpen bij verlies en verdriet werd het meteen een bestseller, want de behoefte aan gedegen informatie over hoe je het beste kunt rouwen bleek enorm. En nog steeds zijn er volgens klinisch psycholoog Manu Keirse (71) veel mensen, ook hulpverleners, die blokkeren wanneer een van hun dierbaren overlijdt of iemand in hun eigen omgeving een sterfgeval meemaakt; vaak met allerlei onnodige psychische problemen tot gevolg.


Het leven is kort – dus wat doe je ermee?

Met zijn warme stem en gloedvolle verhalen uit de praktijk is Keirse inmiddels uitgegroeid tot een van de belangrijkste rouwdeskundigen van de Lage Landen. Hoewel hij dat zelf nooit zo zou zeggen: ‘De echte experts zijn mensen die verdriet beleven en mij hun diepste gevoelens toevertrouwen, van kinderen tot bejaarden. Zij zijn mijn professoren.’


Hoe komt het dat u uw hele leven met verlies bezig bent geweest?

‘Dat voert terug naar mijn jeugd. Als kleine jongen was ik misdienaar, dat was in de tijd dat de meeste mensen nog thuis stierven. Omdat ons gezin als enige in het dorp thuis telefoon had, belde de pastoor mij als er iemand stervende was, om de bel en de lantaarn te dragen. Ik vond dat schitterend om te doen, die magische rituelen. Samen met meneer pastoor trok ik langs velden en wegen, soms anderhalf uur te voet, op weg naar sterfkamers voor de ziekenzalving. Het hevige verdriet dat ik daar meestal zag, maakte een onuitwisbare indruk op me.’


Wat raakte dat kleine jongetje het meest in die sterfkamers?

‘De eenzaamheid van de achterblijvers. Je zag hun radeloosheid, ze wisten niet hoe ze verder moesten, zaten op slot in hun verdriet. In hun zwarte kleding zag hun gelaat er vaak nog bleker uit dan de overledene die in een wit gewaad lag opgebaard. Psychologen had je toen niet, over gevoelens werd meestal niet gesproken.’


Zijn dode mensen niet heel eng voor een jong kind?

‘Nee, ik was nu eenmaal misdienaar, en dan hoorde dit er ook bij, je aanvaardde het als onderdeel van het leven. Angst voor de dood is niks anders dan aangeleerd gedrag. Kinderen ontwikkelen die angst door de bange reacties die ze bij volwassenen zien wanneer er iemand sterft.’


Gingen uw ouders goed met de dood om?

‘Ja, toen op mijn 6de een jongetje van 4 uit onze straat was doodgereden, namen ze mij en mijn broers en zussen mee naar zijn huis, waar hij was opgebaard: zijn hoofd was één bol verband omdat het was verbrijzeld door een vrachtwagen. Ik heb daar geen afschrikwekkend beeld aan overgehouden. Ik herinner me die avond als een knusse avond waarop we veel langer mochten opblijven. We hadden een rustig en eerlijk gesprek met onze ouders over wat we meemaakten, en mijn moeder maakte een kop warme chocolademelk voor ons, die we anders alleen bij grote feesten kregen. Jaren later ontdekte ik dat de huisarts van het dorp alle ouders uit de straat het advies had gegeven er open mee om te gaan, maar de mijne hadden het als enigen opgevolgd.’


Gaan we tegenwoordig beter om met de dood?

‘Nee, eigenlijk slechter, want we hebben de dood nu ook nog eens uit ons gezichtsveld gebannen. Vroeger gebeurde het sterven bij je thuis en stond er de hele week een groot bronzen kruis voor je huis, waardoor het hele dorp zag: daar is iemand gestorven. Nu gebeurt het meestal in instellingen, ver van de woonkamers van gezinnen, waardoor de meeste kinderen opgroeien zonder ooit met een stervende te worden geconfronteerd. Het sterven is bij de meeste mensen ook uit beeld geraakt doordat de gemiddelde levensverwachting nu veel hoger ligt: rond 78 jaar, terwijl het nog maar twee generaties geleden 38 was.’


We ontkennen maar al te graag dat de dood bestaat?

‘Ja, er heerst nog steeds veel onnodige angst rond de dood. Als psycholoog ben ik ervan overtuigd dat mensen angstig zijn voor dingen waar ze niks van weten. Zo werkt angst: het onbekende maakt bang. Wil je bij mensen de angst voor het sterven wegnemen, dan zul je ze erover moeten onderwijzen. Ik raad mensen regelmatig aan over de dood te gaan lezen.’


Dat klinkt als strafwerk: lezen over de dood.

‘Tja, mensen zijn ook vaak bijgelovig, hè? Bij signeersessies durven sommigen mijn boek niet eens te pakken, bang dat ze dan een sterfgeval over zich afroepen. Daarmee ontzeggen ze zichzelf iets positiefs, want wie goed met sterven kan omgaan, verhoogt de kwaliteit van leven. Wie gaat er nou op reis zonder een landkaart en gids op zak van het land waar hij heen gaat? Veel mensen vertrekken voor hun laatste reis zonder ooit de landkaart te raadplegen. Dan moet het wel een ontgoochelende ervaring worden. Nee, als ik minister van Onderwijs was, zou ik de dood op het lesprogramma zetten, van de kleuterschool tot aan de universiteit.’


En wat zou dan les 1 worden?

‘Dat “rouwsymptomen” helemaal niet bestaan. “Symptomen” wijst op ziekte, terwijl treuren over een overledene juist doodnormaal is. Wekelijks kom ik rouwende mensen tegen die antidepressiva voorgeschreven hebben gekregen of naar een psychotherapeut zijn gestuurd. Ik zeg dan tegen ze: “Depressie is een psychiatrische stoornis, dat heeft u helemaal niet. Wat u wel heeft, is een groot verdriet, wat heel normaal is in uw situatie. Het bewijst namelijk dat u een evenwichtig persoon bent die in staat is liefde te geven en te ontvangen.’


Waarom schrijven dokters dan antidepressiva voor?

‘Omdat het veel makkelijker is snel een recept uit te schrijven dan een kwartier naar mensen te luisteren. Wanneer huisartsen meer aandacht zouden hebben voor het verdriet van patiënten die recent een dierbare zijn kwijtgeraakt, zouden heel wat vastgelopen rouwprocessen worden voorkomen. Stel, de dokter krijgt een vrouw met griep op het spreekuur wier zoon een jaar geleden door zelfdoding is omgekomen. Hij hoeft haar alleen maar met een warme blik in z’n ogen de vraag te stellen hoe het voor haar is dat ze haar kind nu al een jaar moet missen. Een gesprekje daarover duurt misschien maar drie minuten en zou al zóveel schelen. Want doordat het verdriet van zo’n moeder gezien en gedeeld wordt, kan ze weer verder.’


Verliest verdriet zijn scherpe kantjes niet vanzelf na verloop van tijd?

‘Nee, de tijd heeft nog nooit wonden geheeld. Verpleegkundigen weten dat: een wond moet op steriele wijze worden verzorgd, anders zal ze zich uitbreiden en kan de patiënt er zelfs aan sterven. Een emotionele wond geneest evenmin door de tijd, maar door de zorg die men eraan besteedt. Daarom spreek ik van “rouwarbeid” in plaats van “rouwfasen”. Dat laatste klinkt me te passief, alsof je lijdzaam moet afwachten tot het verdriet overgaat. Ik hoor bij de school wetenschappers die spreekt over “rouwtaken”: jij en vooral je omgeving kunnen namelijk zélf dingen doen opdat jij niet geblokkeerd raakt in je verdriet. Helaas wordt er in veel omgevingen niet goed mee omgegaan. Als iemand jarenlang constant met een overledene bezig blijft en zijn leven niet meer goed kan leiden door zijn verdriet, ligt dat vaak eerder aan de omgeving dan aan die persoon zelf. Neem werkgevers, die reageren vaak niet goed op het verdriet van rouwende werknemers. Ze zwijgen erover, of geven iemand maandenlang vrij, waardoor het verdriet niet de aandacht krijgt die het nodig heeft. Iemand wiens kind is verongelukt, kan gerust na vijf dagen weer aan het werk, mits de leidinggevende het onderwerp bespreekbaar maakt. De baas kan ook een kamer beschikbaar stellen waar diegene zich even kan terugtrekken als hij daar behoefte aan heeft, of hij kan zeggen: ga gerust eerder naar huis als je dat nodig hebt.’


Wat kun je nog meer doen voor iemand die een dierbare heeft verloren?

‘Er zijn vier sleutels die de deuren openen naar de toekomst van de rouwende persoon. Allereerst moet je heel goed naar hem luisteren. En als je goed hebt geluisterd, probeer dan nog eens te luisteren. Luisteren is zo belangrijk omdat het verbondenheid creëert, en verbondenheid helpt tegen verdriet. Maar vergis je niet: luisteren naar iemand die een dierbare heeft verloren, is ontzettend moeilijk, omdat er zoveel emoties loskomen. Het verdriet komt er bijvoorbeeld als enorme kwaadheid uit, en dan moet je wel begrijpen dat daaronder verdriet zit, wil je de ander het gevoel kunnen geven dat zijn reactie heel begrijpelijk is. Verder is het belangrijk correcte informatie te verschaffen over de omstandigheden van het overlijden, want dat helpt de nabestaanden bij het onder ogen zien van de werkelijkheid. De derde sleutel is: de rouwende met warmte en genegenheid omringen, zoals mijn moeder met haar chocolademelk. En de vierde: zorg dat je de herinneringen aan de overledene levendig houdt.’


Raakt een mens het verdriet over een overleden dierbare ooit kwijt?

‘Nee, maar dat hoeft ook niet. Ik spreek tegenwoordig over “verlies overleven” in plaats van “verwerken”, de term die vroeger gangbaar was. Je hoeft de dode niet los te laten. Jullie relatie eindigt niet, ze verandert alleen van vorm. Wanneer je regelmatig herinneringen blijft ophalen, blijft diegene op een positieve manier leven in je hart.’


Als je zelf stervende bent, wat kun je dan het beste doen voor de achterblijvers?

‘Herinneringen creëren voor later, zoals een doos met brieven en cadeautjes die ze kunnen openmaken op bijzondere momenten, bijvoorbeeld op een 18de verjaardag of trouwdag. En, heel belangrijk, zeg dingen als: sorry, ik dank je, ik vergeef je, ik hou van je. Dan geef je een zeer kostbaar geschenk mee. Voor een nabestaande is het heel bijzonder als een stervende tegen hem zegt: ik heb altijd van je gehouden en zal altijd van je blijven houden. Zeker voor kinderen wier ouders vroeg sterven, is dat heel belangrijk. Die woorden kunnen ze later blijven koesteren.’




Het afgelopen jaar onderging u een succesvolle behandeling tegen kanker. Bent u anders over de dood gaan denken nu u hem in de ogen heeft gekeken?

‘Nee, ik ga daar op een redelijk rustige en accepterende manier mee om. Ik wil ook beslist geen zinloze behandelingen. Vaak zie je dat mensen die hun leven daarmee veel te lang hebben laten rekken, bij euthanasie uitkomen. Maar volgens mij heb je helemaal geen euthanasie meer nodig als je op tijd stopt met behandelen, dan heb je een veel kortere lijdensweg en sterf je gewoon een natuurlijke dood. Als ik morgen te horen zou krijgen dat het voorbij is, zou ik een aantal mensen uitnodigen om ze te bedanken voor wat ik van hen heb meegekregen. Ik zou terugkijken op een gelukkig leven waarin ik heb mogen doen wat ik vond dat ik moest doen voor mensen die in een rouwproces zaten. Als je het gevoel hebt dat je je tijd op aarde nuttig hebt besteed, kun je vredig sterven.’


UIT: Psychologie Magazine

59 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comentarios


bottom of page